Passages uit brieven die verstuurd zijn uit Indie. Om begrijpelijke redenen zijn persoonlijke stukken weggelaten. Stukken die voor de lezer informatief kunnen zijn heb ik hier een plekje gegeven.
Rode Zee, Maandag 11 Augustus 1947
Hier dan het verdere verloop van de reis, welke heel mooi is geweest. Met mij is nog alles oke en ik hoop, in Batavia, hetzelfde van jullie weer te horen.
Zaterdagavond 9 Augustus heb ik de post van jullie in Port Said ontvangen, waar ik heel blij mee was. Verscheidene brieven heb ik daar ontvangen, in totaal 13 brieven, 2 kranten en de kerkbode. Dus kan ik weer beginnen met terugschrijven en dat doe ik dan ook met plezier.
Als je deze brief krijgt zit ik al hoog en droog in Indië. Op het moment zitten we er nog 3 weken varen vanaf, dus dat gaat wel. Je doet de gehele dag niets, alleen eten, slapen en schrijven. Maar ik voel me kiplekker, zeeziek is er niet meer bij want ik heb nu me zeemansbenen te pakken.
De reis is schitterend. Ik heb naar jullie geschreven tot aan vrijdag 8 Aug. Die dag hebben we weer niks anders gezien als lucht en water maar de volgende dag zijn we om half 3 s´middags in Port Said aangekomen waar we zijn blijven liggen tot zondagmorgen 7 uur. Een schitterend mooie stad is dat, vooral s´ avonds. Daarbij de vele schepen die in de haven lagen, allemaal met licht op, het was gelijk aan een vuurwerk. De vuurtorens gooiden hun licht tot ver over het water heen. Mooie ogenblikken waren dat, vooral met het zingen van Hollandse liederen, de jongens galmden het uit.
Het vertrek met volle olie/ en watertanken was ook mooi. Wij gingen door het Suez kanaal die ongeveer 7o tot 80 meter breed is. Aan de linkerkant niks als zandwoestijnen, een onafzienbare vlakte zand. Daarboven vlogen veel roofvogels. Als je daar nu eens een dag met je blote body liep was je zo bruin als een nikker. Aan de andere kant was dan de bewoonde wereld waar ik de eerste palmbomen en kamelen zag. Schitterende mooie huizen stonden daar. Een prachtgezicht, van die hoge bomen helemaal groen. Ik zag daar ook de mensen met schalen op hun hoofd lopen. Het zwemmen dat ze in het kanaal deden, gebeurde, zoals het spreekwoord zegt, in Amsterdams tenue. Treinen en bussen reden er ook. Aan het einde van het 168 km lange kanaal ligt de stad Suez. Wij hebben ook biddende Arabieren gezien, ze gaan met hun blote voeten op een plank staan die de omvang heeft van een wasplank. Eerst doen ze het hoofd naar boven, blijven even staan met gekruiste armen, dan leggen ze hun handen op de knieen en gaan dan op hun knieen liggen en kussen de plank twee keer. Dan beginnen ze weer van voren af aan.
Langs de berg Sinai zijn we ook gekomen. Nu zitten we in de Rode Zee waar de hitte geweldig is. Dan komen we in een frisser gedeelte, Golf van Aden. Daarna krijgen we 1726 mijlen niks dan lucht en water, de Indische Oceaan.
Het eten is nog steeds prima en ik eet er een hoop van. Er is nu genoeg. Soms kan ik niet opstaan, zo dik heb ik me dan gegeten.
Indische Oceaan, 20 en 27 Augustus 1947
Nog een dag of 10 en dan hopen we in Indië te zijn. Daar zal ik niet rouwig om zijn want de bootreis begint verschrikkelijk te vervelen. Dag in dag uit niks anders dan water en lucht. Vooral de Indische Oceaan geeft weinig te zien. Alleen toen we op de oceaan kwamen zagen we hoge golven. Er was een beste storm die ongeveer 3 dagen duurde. De golven sloegen over het dek heen en je kreeg weer zo´n heerlijk gevoel in je hoofd. Er gingen verscheidene jongens over de reling, zowat allen waren beroerd. Ik ook. Ik zat een keer te eten en daar begon het weer. Helaas had ik geen tijd meer om boven te komen. Nu ben ik er gelukkig weer doorheen.
Zit de eerste brief weer te schrijven na die eerste schommelende dagen. In Port Said hadden we nog iets sensatie want er waren verscheidene Arabieren die protesteerden tegen het inladen van water en olie. Ze probeerden de kabel van de waterschuit door te hakken en de slangen overboord te gooien. Gelukkig was de politie actief en verhinderde alles. We hebben niet lang in Port Said gelegen, vanaf zaterdagmiddag 9 Aug. half 3 tot zondagmorgen 7 uur.
De gehele reis door het Suez kanaal hadden we politiebewaking, fotografisten die de schuit probeerden te fotograferen werden opgepakt. Toen we het kanaal uit waren kwamen we in de Rode Zee, die ik niet gauw vergeten zal want daar hebben we verscheidene zweetdruppels laten vallen. We gleden er bijkans over uit.
In Aden hebben we ook weer water en olie getankt. Zonder sensatie, alleen krioelde het daar van handelslui die sigaretten, bananen enz. aanboden. Sigaretten 3 ct. per stuk en bananen 10 ct. per stuk. Ik heb daar ook nog 500 sigaretten gekocht. Die kwamen mij op 6 ct. per stuk want s’morgens drukten jongens van een ander onderdeel van mij een tientje achterover. Dat gebeurde zo: Het overhandigen van de koopwaar en geld gebeurt d.m.v. tas en touw. De tas kwam naar boven en ik gooide er een tientje in en de andere jongens ook wat. Toen de tas weer boven kwam zaten er 19 blikjes in ( 1 blikje bevat 50 sigaretten). Die van mij zaten er ook bij maar toen ik ze er uit wilde halen zat er niks meer in. Die andere jongens hadden ze er maar bij genomen. Ik was de dupe weer van een oplichtersbende! Je denkt altijd dat je beduveld wordt door die zwarte Arabieren maar hier aan boord moet je eerder voor je eigen kameraden oppassen want er wordt ook verschrikkelijk van elkander gestolen. Vulpennen, horloges, dekens enz. worden veel vermist. Mijn rommel heb ik het meest achter slot en grendel, dus dat zit wel goed.
Op de Indische oceaan vermaken we ons met lezen en liedjes zingen. Vooral s’ avonds zingen we omdat de avonden lang zijn en het vanaf zes uur al pikkedonker is. Om half elf gaan we de hangmat in. Cabaret en film wordt er zo nu en dan ook vertoond, maar dat valt tegen, de meeste keren ga ik er niet eens heen. Op het moment dat ik zit te schrijven speelt er een grammofoon de “Koning Voetbalmars”. De jongens brullen hem mee.
Met al die vrolijkheid is er op het moment een ernstig zieke aan boord. In Sabang gaat hij van boord. In Aden is er ook een van boord gegaan. Daar is telegram van gekomen dat het iets beter met hem was, hij had typhus. In Sabang zijn we aan wal geweest, dat was ongeveer 5 uur op 24 Aug. Sabang is een stad in Indie op het eiland Sumatra. We waren blij dat we weer aan boord waren want ze hebben ons de hele middag laten lopen, alleen mochten we een half uurtje zwemmen.
De warmte in Indie, zoals die daar was, viel mee. Vruchten groeien aan de kant van de weg, kokosnoten hebben we ook veel gegeten. We waren blij dat we weer aan boord waren want we hadden de hele middag geweldige dorst. Ondanks dat zongen we er lustig op los.
Weer terug aan boord gekomen hadden we in de gaten dat er doktoren aan boord waren gekomen vanuit Batavia. Er was een vermoeden dat er een besmettelijke ziekte uitgebroken was. Naderhand bleek dat ook het geval te zijn. Buiktyphus. Gelukkig waren er niet veel patienten die je ernstig kunt noemen. Toch is dinsdag 26 Aug. een marinier overleden, ene Pieter Kraayenveld. Dat was een verschrikkelijk iets, diezelfde nacht is hij nog overboord gezet. Gisteravond heeft de overste , dokter de Rooy een rede gehouden waarin hij zei dat het aantal patienten afnam en er al 14 ontslagen waren. We hopen dat we verders gezond en wel in Batavia mogen aankomen, dat is vrijdag 29 Aug.
Buitenzorg, 1 September 1947
We zijn vrijdag 29 Aug. aangekomen. Er waren geen bekenden van mij, toevallig was er wel iemand voor die jongen die op de boot gestorven is. Een nicht van hem. De scheepsdokter heeft het haar toen kalm verteld. Wij konden zien dat ze bedroefd wegliep.
We zijn met de trein naar Buitenzorg gegaan, dat was een hele mooie reis. De natuur en het leven is haast eender als in Holland, alleen zie je allemaal zwartjes lopen. Van station Buitenzorg zijn we met auto´s naar de kazerne gebracht. Toen kregen we nog een beste bui regen op onze kop, maar och, je bent weer gauw opgedroogd. Hoewel de warmte me hier geweldig meevalt.
We liggen hier in heel mooie kazernes en we slapen op een klamboe wat heerlijk slaapt. Het eten is prima. Gisteren kregen we rijst, vlees, vet en pinda´s. Alles door elkander. Veel heb ik er niet van gegeten maar de pinda´s heb ik er allemaal uitgepikt.
We doen de hele dag niks, zo nu en dan de boel een beetje opruimen en veel schrijven natuurlijk.
Buitenzorg, 18 September 1947
Op het ogenblik is het ongeveer 2 uur s’ nachts. Nu moet je niet denken dat ik niet slapen kan…ik ben niet naar bed gegaan omdat we maar een paar uurtjes konden slapen. Over 4 uur vertrekken we met de trein naar Tandjong Priok. We zouden om 3 uur gewekt worden. Eerst wassen, eten en je boeltje inpakken en dan afmars naar het station. Als ik nu naar bed gegaan was, was ik veel beroerder geweest. Morgen ga ik wel een beetje vroeger naar bed. Er zijn verscheidene jongens wakker, sommigen liggen aangekleed op hun bed.
Net nog geweldige schik gehad. Een jongen van de kamer naast ons ging met geweer en helm op naar een slapende jongen toe (het is eigenlijk gemeen, want als ze zelf in benauwdheid zitten weten ze ook geen raad, maar ja, als je in dienst bent doe je zulke dingen), nou, hij maakt die jongen wakker en begon toen in Maleisische taal tegen hem te schreeuwen. Die jongen schrok gweldig natuurlijk.
Maandagavond 15 Sept. mochten we voor het eerst de stad in, wat ik dan ook gedaan heb. We waren gauw uitgekeken en zijn toen naar de bioscoop geweest waar een mooie film draaide. Het filmdoek is in de openlucht gespannen, zelf zit je onder een afdak.
Vanmiddag mochten we ook de kazerne uit. We zijn toen naar de passar (markt) geweest. Ik denk dat ik daar nooit meer kom, stinken joh, een vuilnishoop is er niks bij. En als je sommige gerechten ziet klaar maken begin je zowat te braken. Een beetje dit, een hoopje dat en door elkaar gekneed voor maar 15 cent. Al gaven ze me f10,- toe dan at ik het nog niet op. De inlanders eten er met smaak van maar geef mij maar hutspot. Vlees ligt er ook te koop. Er zit een vliegenjager bij die de vliegen op afstand houdt en zo gauw je erbij staat gaan ze veel harder wapperen. Daaraan kun je zien dat het kooplui zijn. . Gedroogde vis ligt er ook te koop waar ze de vliegen rustig op laten zitten. De suiker die te koop lag zat onder de bijen. Er zijn ook nette kramen bij die al hun waren bedekt hebben. Verschillende jongens hadden busjes sigaretten meegenomen uit Sabang voor f2,- en verkochten die op de passar voor f’7,50. Ze hebben dus een aardig winstje gemaakt. Mijn eigen busjes bewaar ik maar voor eigen gebruik, af en toe is een sigaretje best lekker.
Verleden week ben ik in de plantentuin van Buitenzorg geweest, de grootste plantentuin ter wereld. Schitterend, zoiets zie je nooit weer. Van de kleinste tot de grootste planten groeien daar. Het is jammer dat onder de Japanse bezetting weinig werd gedaan met de tuin. Na de bevrijding was het dan ook een wildernis. Nu hebben ze het weer zowat in orde. Ik heb verschillende negatieven gehad van een jongen die in die tuin gefotografeerd zijn, ik heb ze al naar huis gestuurd. Misschien kun je daaraan wel zien hoe mooi het is. Plantsoenen, grote vijvers met bruggen, het is in een woord schitterend. In Priok schrijf ik verder.
We zijn goed aangekomen. De afmars van de kazerne was geweldig. Het was nog pikkedonker toen we gingen, ongeveer 400 jongens. We zongen het hoogste lied, zo hard als het ging. De zwartjes zullen wel gedacht hebben dat er een stel gekken losgebroken was. In de trein kon ik mijn ogen niet meer loshouden en ben dan ook een uurtje gaan slapen. We zijn ook nog langs de haven gekomen waar we van de “Volendam” afgegaan zijn. Ik had net een gevoel alsof ik weer op Holland aan ging. We hebben bij het station in Priok een tijd moeten wachten op de auto’s die ons naar de kazerne zouden brengen. Midden in de zon. Het is hier veel warmer dan in Buitenzorg maar dat zal ook wel weer wennen.
Wat de kazerne betreft, we liggen in rieten huisjes met 17 man. Allemaal jongens die naar Palembang moeten. Er zitten 10 jongens bij waar ik ook mee in Assen in de Sub. Comp. heb gezeten. Ik kom net van het appel af en daar werd bekend gemaakt dat diegenen die in Palembang thuishoren er a.s. dinsdag al naar toe gaan. Het eten is hier ook best. Vanmiddag kregen we rijst met groenten (soort spinazie) en jus met vlees en een gekookt ei.
Tandjong Priok, 23 September 1947
Vandaag, 23 September, stappen we op de boot die ons naar Palembang brengt. Het beviel me eigenlijk prima in Priok, de gehele dag deden we bijna niks en dat is nu wel afgelopen. We zijn in Priok s’ avonds een paar keer de stad in geweest maar het is een vies beetje. Gelukkig is dat alleen zo in de havenplaatsen zoals hier. Het is heel bar, ik keek me ogen uit. De meiden lopen per ongeluk tegen je aan en als je in een cafe zit moet je oppassen anders zitten ze al gauw op je schoot. Het scharrelen gebeurd waar iedereen bij zit en ze schamen zich niks. Het liefst hebben ze dat je meegaat de kampongs in maar daar is het verboden voor militairen.
Wij mogen s’ avonds na zes uur niet meer in cafe’s komen. Gelukkig ken je hier geen deuren of ramen dus er is veel te zien. Je kunt hier ook niet met twee man s’ avonds naar het kamp terug gaan. Je komt midden door een kampong en daar is het niet te vertrouwen. Wij hebben zelf niks meegemaakt maar ze zeggen dat als je met twee man bent en ze zien dat je bang bent je al gauw een mes tussen je ribben hebt.
Zondag zijn we naar Batavia geweest, het is daar geweldig mooi. Ik kon me niet voorstellen dat ik daar liep. Zondag kennen ze er niet. Op de passars, vier grote zijn het, was het geweldig druk. Je moest oppassen anders zou je verdwalen. Er is van alles te koop. Ik mag er graag lopen maar het is jammer dat het er zo geweldig stinkt. Tram, trein en bus behoeven wij niet te betalen, dus dat is wel makkelijk. Het liften gaat ook prima.
Zondagavond heb ik naar de radio hier zitten luisteren, naar de voetbalwedstrijd Nederland-Zwitserland. De verslaggever maakte bekend dat het in Holland geweldig regende, bij stromen viel het naar beneden en hier was het mooi weer.
Op de rivier “Moesi” op weg naar Pendopo, 30 September 1947
Op het ogenblik zit ik op mijn boot, op weg naar mijn onderdeel. Het is een kleine rotboot. Als je me nou zag zitten, begon je vast te lachen. Ik kan mijn benen niet verzetten want die zitten vast geklemt tussen kisten. Mijn koffertje staat er boven op en daar schrijf ik nu op, dus die dient als tafel.
De eerste dagen zal het wel niet van schrijven komen. We komen straks om vijf uur aan. Op de plek waar je tenminste met auto’s kan komen want de wegen zijn hier bar slecht. We stappen dan direct over op auto’s die ons naar Pendopo brengen. Hoelang die reis duurt weet ik nog niet. Ik heb nu weer 24 uur op de boot gezeten en vannacht in een stoel geslapen bovenop de kisten.
Ik heb nu al heel wat van Indie gezien. Deze bootreis zie je niks anders als bossen met zo nu en dan een kampong. De zwartjes die je op de wal ziet staan zwaaien niet erg terug als wij zwaaien. Dat komt omdat ze bang zijn dat de extremisten weer terug komen, dan zijn ze nog niet klaar. Ik hoop dan ook, dat dat voor hun niet het geval is.
Ik heb nu al heel wat bekende jongens gezien uit Assen. Zelfs waar ik een kamer mee deelde. Gisterenmorgen was het vanaf half zeven hard werken, zo hard als ik in maanden niet gedaan heb. Mijn handen stonden zowat verkeerd. We moesten kisten met etenswaar aan boord brengen, en ook kisten met flessensiroop, om er limonade van te maken. Wij kregen van dat werken behoorlijke dorst, dus die moest gelest worden. Wij braken een kist open, haalden er een fles siroop uit, goten die leeg in een biscuit-bus, daarop gekookt water (ongekookt water mag niet vanwege de bacterieen). Daarna lieten we een stuk ijs halen door een baboe en dat deden we er in. Je begrijpt wel dat dat hier, onder die hete zon, heerlijk smaakte. We waren met zes man en namen om de beurt een soeplepel vol. In het geheel kregen we ieder drie lepels vol. Het was meer dan genoeg want het was ijskoud geworden.
Pendopo, 7 Oktober 1947
Ik ben dan eindelijk bij mijn onderdeel aan gekomen. Bij alle vrienden en bekenden uit Assen.
Zoals je misschien gehoord hebt zit ik nu in de keuken. Dat bevalt me beter als patrouille lopen en wachtkloppen. Het is te hopen dat ik hier mijn tijd in de keuken door mag brengen, maar de kapitein had tegen de sergeant kok gezegd dat ik eersteklas goedgekeurd ben dus ik hoor niet in de keuken. Diezelfde avond hoorde ik dat ik de volgende morgen overgeplaatst zou worden naar de B-Comp. als tirailleur dus dat zag er niet mooi uit. Maar dat liet een oude kameraad van mij uit Assen er niet bij zitten. Hij is er meteen op uit gegaan, waar hij geluk mee had. Dus ben ik nu kok. Surrogaat natuurlijk, maar zo zoetjesaan leer ik al wat. Onder andere koffie zetten, proeven of de aardappels al gaar zijn en al die andere kinderachtige karweitjes. Maar met dat leer ik ook hoe ik voor me eigen moet zorgen. Het is ook zo: “Die het dichst bij het vuur zit, warmt zich het best”. Zo is het ook. Het lekkerste eten maken we klaar, oliebollen met abrikozen, ja, noem maar op.
Het is s’ avonds meestal een uur of zes voor we klaar zijn. s’ Morgens om vijf uur weer op. Dat wil niet zeggen dat we de gehele dag werken, o nee, want nu zit ik te schrijven in de keuken. De eerste paar uur niks te doen, dan even het eten rond brengen en het is weer gebeurd. Vijf inlandse koelies zijn hier ook in de keuken. Die roeren en gooien het benodigde eten in de pot. Wij kijken of alles goed gaat. Gisteren kregen we echte aardappels aan. Voorheen gebruikten we aardappels uit blik, maar das niet veel bijzonders. Nu zitten voor de keuken 7 krijgsgevangenen de aardappels te schillen, dus dat hoeven we ook niet te doen. Toch verlang ik s’ avonds naar mijn bed, want ondanks het weinige werk ben je het niet meer gewoon. Maar ja, een paar maanden niks uit gevoerd dus moet ik er eerst weer aan wennen.
Gisteren hoorden we dat de eerste en tweede divisie aan het eind van 1948, weer in zijn geheel in Holland zit. Het is te hopen, maar wij rekenen er natuurlijk niet op. We krijgen hier ook maar twee keer in de week post, dat is niet veel. We zitten ook ruim 200 km van Palembang af. Van iedereen verlaten. Met auto’s kun je hier niet komen, alles gaat per boot en dat gaat niet snel. Verleden week zat ik weer een dag op het water en dat werden er uiteindelijk twee want we lagen een poos stil. Het water was te laag. Daarna hebben we ongeveer een uur op de auto gezeten die ons hier, naar Pendopo, bracht. Heuvel op, heuvel af, geweldig was dat. Pendopo is een heel klein plaatsje met ongeveer vijftig huisjes. Dat is niet veel en vertier is er dan ook niet.
Pendopo, 13 Oktober 1947
Ik zit nog steeds in de keuken, behalve op het ogenblik, want ik zit nu te schrijven op mijn kamertje. Het is nu maandagmorgen, ongeveer tien uur. Wat het kamertje betreft, nou dat is uitstekend. Met drie man slapen we er. Ons ontbreekt niets. s’ Avonds zetten we een bakje koffie of nemen we een glas bier. Aan de warmte ben ik ook al gewend. Het onweer is hier geweldig. Ik heb het in Holland nooit zo gehoord.
Wat mijn salaris betreft, nou dat gaat best. Wij beuren f54,- per maand. Je kunt er niks mee doen want er is nog geen glaasje limonade te koop. Bananen enz. eet ik in de keuken dus dat kost me ook niks.Ik stuur mijn geld naar huis.
Pendopo, 23 Oktober 1947
Helaas ben ik ziek. Verleden week vrijdag voelde ik mij al niet erg lekker en zaterdagavond ben ik met de auto naar de ziekenzaal gebracht, waar ik nu best gezellig lig. Mijn ziekte is malaria, dus ik heb niet goed op mijn lichaam gepast. Waarschijnlijk s’ avonds met blote armen rondgelopen of mijn klamboe niet goed dicht gemaakt. In ieder geval heeft er weer een muskiet beet gehad. Gelukkig knap ik alweer mooi op. Zit nu rechtop in bed te schrijven, wat niet meevalt. Je kunt beter aan een tafel zitten, maar ja, die is hier niet. Vanaf november mogen wij niet meer dan 20 brieven per maand sturen.
Pendopo, 28 oktober 1947
Wat mijn ziekte aan gaat, nou, dat gaat best. Vermoedelijk ga ik er morgen uit. Dat wordt trouwens een keer tijd ook, want ik voel me zo gezond als een visje. Eten, kom maar op. En schrijven nog een beetje erger.
Het is vandaag de laatste dag dat we ons eigen papier mogen gebruiken. Vandaag dus nog even hard pennen. Ze weten niet hoe of ze het beste Jan Soldaat kunnen nemen. Zoals in Holland, daar doen ze zoveel voor de NIWIN, maar daar merken wij hier niets van. Op Java is dat anders. Maar Java is ook meer van betekenis dan Sumatra, Sumatra is tweede rang. Och, ik kan daar zoveel over vertellen dat je er gek van wordt. In ieder geval heb ik al wel in de gaten dat ik hier niet voor mijn vaderland ben, maar om te zorgen dat ik te eten en te drinken krijg, om straks weer gezond in Holland terug te keren.
Vermoedelijk gaan we hier gauw weg, nog meer op voren aan. De huizen waar wij, op het ogenblik, in zitten, zijn van de Amerikanen die hier hun oliebronnen hebben, en nu komen hun vrouwen ook hier heen. Nu moeten wij dus het veld ruimen want wij hebben niets te vertellen, wij staan onder Amerika.
Pendopo, 30 Oktober 1947
Nu mijn eerste brief op luchtpost papier. We krijgen er 20 per maand. Ze zijn erg gemakkelijk, maar ik kan er niks meer in doen, b.v. geld. Ik hou hier plenty geld over. Ik stuur in het vervolg elke maand f25,- naar huis. Op het ogenblik heb ik f200,- op zak en er gaat haast niks af. Hier kun je nog geen banaan kopen. In de keuken zijn ze wel, dus die heb ik ook. Maar winkels zie je hier niet, dus met het geld kun je de kachel aan maken.
Gisteren morgen ben ik de ziekenzaal uit gestapt. Werken doe ik nog niet, eerst weer op krachten komen. Hoewel het wel meevalt. De jongens van de keuken willen het ook niet dus dan nog maar een weekje rentenieren.
Pendopo, 4 november 1947
Alweer bijna bedtijd, negen uur. Zojuist mijn maat (Drent) naar de bioscoop gebracht. Zelf was ik gisteravond al geweest. Tegenwoordig hebben we elke week film, dat brengt gelukkig een beetje afleiding.
Vandaag ben ik met een auto groenten wezen halen. Van verschillende plaatsen. Kopen kun je het niet, maar wel ruilen. Tegen zout, vis enz. Jammer dat de wegen hier zo geweldig slecht zijn. Je vliegt soms boven de kap van de cabine uit. Varkens zie je zo nu en dan ook eens, en dan maar paffen. Dat geluk heb ik niet dat ik er een raak. Niettemin wordt er elke dag een varkentje in de keuken gebracht. Ook weleens een dag niet, maar toch gaat het. Dan neem ik mijn karbonaadje wel.
Morgen is het alweer een jaar geleden dat ik in dienst ging. Wat gaat de tijd toch hard. We zullen hopen dat het tweede jaar ook zo hard gaat. Des te eerder ben ik weer in Holland.
Palembang, 29 December 1947
De kerstdagen zijn voorbij en overmorgen hebben we alweer oudejaarsdag. Van kerstmis heb ik niet veel gemerkt en oud en nieuw zal ook wel stil voorbij gaan. Ik zal wel een aantal kogels af schieten, dan krijg je tenminste het gevoel van oud en nieuw. Dronken worden zal er wel niet bij zijn, hoewel we zat jenever kunnen krijgen. Op het ogenblik ontbreekt de stemming. Het kan nog wel komen maar ik denk het niet. Vooral omdat er twee van ons zijn weggegaan en niet eerder terug komen dan donderdag of vrijdag. Misschien geeft ’48 op ’49 een beter oud en nieuw. Hoewel dat ook wel tegen zal vallen, als we eind ’49 terug zijn mogen we blij zijn. Het valt niet mee, maar alles went, zo is het ook met mij. Voor uit zien doe ik niet, dat komt vanzelf en ik zal dan maar niet zeuren.
Wat mijn dienst betreft, dat gaat reuze. Nog steeds kok en zo nu en dan eens met de auto Palembang in. 1 a 2 Keer naar de film. Verder ben ik iedere avond thuis want in de stad is niks te beleven. Een smerige, dooie rotboel.
Palembang, 31 December 1947
Het is vandaag de laatste dag van het jaar 1947 en ik merk er niet veel van. Hoewel we straks nog wel een beetje aan het pimpelen gaan, een beetje vreugde maken. Vanmiddag heb ik oliebollen gebakken met stukjes appel er in. Ze smaken niet gek.
Het is nu 1 januari. Ik heb de brief gisteren niet afgemaakt omdat we met de auto naar Thambaroe? geweest zijn. Daar kwam een boot met nieuwe troepen aan. Bekenden heb ik niet gezien. Het was 3 R.I. dat in Bergen op Zoom gelegen heeft. Ik denk niet dat er Nijkerkers bij waren.
Oudejaarsavond is ook voorbij en we hebben het heel gezellig gehad. Om 1 uur zijn we naar bed gegaan. We waren met tien man. En zingen en schreeuwen, het was niet mooi meer.
Palembang, 6 Januari 1948
Ik verveel me regelmatig hier maar zoek enigzins afleiding in bioscoop of cabaret enz. Wat tegenwoordig ook vaak gebeurd. Dat komt omdat wij er nu met de jeep of auto naartoe gaan. We behoeven dus niet te lopen, want dat is nog steeds een rot iets hier in Indie. Je zweet er al gauw van en het is voor ons nog een behoorlijk eindje lopen ook. Maar met de auto gaat dat best.
Palembang, 7 Februari 1948
Nieuws over dit pokkenland, zoals altijd, heb ik niet te schrijven. Steeds is er zon, met elke dag een bui regen. Aangezichten zo zwart als roet. Rijst, zo heet als de kachel (die brandt). Leidingwater is niet te drinken (dus thee). Elke dag je lichaam 1 of 2 keer laten verfrissen (met lauw water). Filmpje gaan zien en dan na afloop je hemd enz. enz. uitwringen (zweet).
Te velde, 3 Augustus 1948
Zoals je misschien al wel weet, ben ik geen kok meer, maar zit ik bij de verpleging. Dat bevalt me een stuk beter dan “kokkie”. Het heeft wel heel wat moeite gekost daarbij te komen, maar het is toch gelukt. Ik heb nu elke dag mijn bezigheden, onder andere veel met de auto weg. Een keer per week gaan we met twee man levensmiddelen halen in Praboemoelih, wat per trein gebeurt. De andere dagen worden die levensmiddelen verdeelt over de andere Compien, wat per auto wordt weggebracht. Ik doe dat dan ook graag want dan zie je tenminste nog ’s wat. Alle buitenposten liggen in een mooie omgeving, hoewel het hier, in Lahat, ook wel mooi is. Als je het zag, keek je je ogen uit. Zoiets heb je in dat kleine Hollandje niet.
Over de toestand hier weet ik ook niet veel. Zoals men zegt, hangt er wat in de lucht. Aan sommige dingen kun je dat ook zien, maar we zullen het maar afwachten.
Vorige week hebben wij ook fourage opgehaald in Palembang, maar daar hoop ik vooreerst niet meer te komen. Enkel alleen om die rottige treinreis. Je zit maar liefst zes uur in de trein, en dan nog een keer terug ook. Je zou er gek van worden, vooral als je s’ nachts nog eens op wacht hebt gestaan ook!
Lahat, 25 Augustus 1948
Zonet terug van de varkensjacht en daar lag jouw brief op mijn tampatje. Wat die varkensjacht aangaat, nou dat is niet veel geworden. Wat wel jammer is, want voor elk varken dat wij hier brengen, krijgen wij een tientje, dus dat is niet gek! Gezien hebben wij ze wel, en ik heb ook nog op twee varkens geschoten, maar natuurlijk niet goed geraakt. De meeste keren lopen ze weg, ondanks dat ze geraakt zijn, nou en dan kun je er naar fluiten. Ze verdwijnen gewoon in de boes-boes. Het is geweldig mooi werk, maar met die koperen ploert boven je, valt het niet mee! Doornat van het zweet kom je terug, en natuurlijk moe van het lopen, je moet het er voor over hebben.
Lahat, 31 augustus
Op dit moment hebben we feestweek in Lahat. Er is parade-lopen en anders is er voetballen, schaak- en dam wedstrijden, hardlopen en een gecostumeerde voetbalwedstrijd. Dan misschien ook nog een film, maar dat is nog niet vast. Ook worden er verschillende erebogen gemaakt, wat erg feestelijk aan doet.
Verders is het hier steeds rustig, geen delder te beleven. Morgen gaan wij met twee man levensmiddelen ophalen in Praboemoelih, wat per trein gebeurt. Dat treintje zitten is geen plezierig werk, tjonge, dat verveelt geweldig. Het is vier uur heen, en vier uur terug, dus dat is geen kleinigheid. Ik ga liever naar de buitenposten, met de auto fourage wegbrengen, hoewel je nieren dan ook bijna uit je keel vliegen, zo geweldig slecht zijn de wegen.
Lahat, 9 September 1948
Op het ogenblik regent het hier geweldig en zonet was er een beste onweersbui. Wij gaan nu de natte tijd weer in, en jullie de winter. Nou, ik zou willen dat ik de komende winter weer meemaakte! Ik heb liever een beetje kou dan de warmte die hier alle dagen is. Niettemin had ik daar straks bij het mandien, het kippenvel op mijn lichaam, maar dat heb je alleen als het regent. Verders is het water altijd lauw.
De feestweken zijn hier achter de rug, d.w.z. de parades en de sportwedstrijden. Sport en nog eens sport, op allerlei gebied. Het enigste waar ik aan mee gedaan heb, was voetballen.
Laatst was hier een cabaret gezelschap, bestaande uit 4 personen. Die hebben toen de boel geweldig vermaakt. Lachen en nog eens lachen! Die liedjes die er toen gezongen zijn hoor je nu nog elke dag zingen. Het hele mandi-hok staat er soms van op zijn kop! Zulk gezelschap moest hier elke maand komen.
Gelukkig schiet de tijd nu mooi op. Zoals men zegt, zijn we eind juni van het volgende jaar weer in Holland. Als dat zo is, mogen wij niet klagen. Ik verlang behoorlijk naar een boerenkool muisje met spek.
Het regent nog steeds en het is ongeveer twaalf uur s’ nachts. Het regent al vanaf vanmiddag vier uur. Het leger heeft pas pyama’s verstrekt, die trek ik nu aan en schiet dan lekker in mijn klamboe.
Lahat, 17 Oktober 1948
Zo ziet mijn kamer er op het ogenblik uit: Vier veldbedden in een ruimte van ongeveer zes meter lengte en vijf meter breedte. In het midden een tafel waaraan vier orangs (mensen), o.a. Saja (ik), zitten te schrijven of te lezen. Als ik zo eens onder mijn veldbed kijk, zie ik staan; drie paar schoenen, een paar sportschoenen en een paar mandi-klompen, een doosje schoensmeer, vijf lege bierflessen, een strijkbout, twee schoenborstels, een pakketje, voetbalschoenen, patroontas, busje talkpoeder, bajonet, helm en een geweer. De muur boven het veldbed is volgeplakt met vele foto’s van lieve, blanke meisjes die uit de tijdschriften geknipt zijn. Op de tafel liggen; een leeg doosje sigaretten, rolletje pepermunt, blik gevuld met thee, twee drinkbekers, een jampotje gevuld met water en bloemen, oude kranten, een pet, een spiegel, een broodmes en vier doosjes lucifers.
Lahat, 15 December 1948
De laatste paar dagen heeft het hier ongelofelijk geregend. Zo erg zelfs dat in een kampong, hier een eindje van Lahat af, er al twintig mensen verdronken zijn. Velen zitten boven in de bomen, dus je begrijpt wel hoe verschrikkelijk het is. Gisterenavond zijn we met acht auto’s fourage wezen wegbrengen naar het gebied waar de C. Comp. ligt. Zowat de hele weg was versperd omdat er zand en rotsblokken van de bergen naar beneden komen. Als je dat eens gezien had, had je het niet kunnen geloven. Gewoon verschrikkelijk. Wij, hier in Lahat liggen behoorlijk hoog, dus hebben we dat mee. Het zou ook niets voor mij wezen om bovenin een boom te klimmen.
Ik probeerde net om te slapen, maar het ging niet. Klaas Vaak wilde niet komen. Ik wilde een poosje slapen omdat ik vannacht op patrouille moet, hier door Lahat heen. Vanaf 1 uur tot s’ morgens 6 uur. Dat is geen lolletje, om midden in je dromen, wakker gemaakt te worden. Maar och, dan kan ik weer verder gaan met dromen, wanneer ik door de kampongs loop. Wij moeten die patrouilles met gymschoenen lopen, anders horen de peloppers ons aankomen.
Lahat, 10 Januari 1949
Over de aktie zal ik maar niet schrijven, dat is toch allemaal narigheid. Als je eens zag hoe de mensen in het bevrijde gebied erbij liepen, gewoon verschrikkelijk. Voor een klein stukje zeep, of iets anders, krijg je een grote tros pisangs. De toko’s zijn daar allemaal leeg, niets is er te krijgen. Verleden week ben ik naar Tebing Tinggi geweest, de eerste plaats in het bevrijde gebied. Het eerste gedeelte met de trein, en verder met een carrier. Met de trein kwamen we door een spoorweg tunnel die ongeveer 500 meter lang was. Pikkedonker was het! Het laatste eindje werd het behoorlijk benauwd. Vaak moest de trein stoppen omdat de rails er uit lagen. Gelukkig was dat zo verholpen.
Tebing Tinggi, 29 Maart 1949
Over hier heb ik niet veel nieuws. Niet veel te beleven. Behalve dat alle peloppers nog niet opgeruimd zijn. Zo nu en dan sneuvelt er dan ook een militair, we zullen maar hopen dat spoedig alles gezuiverd is. Er zijn er van 4-1 R.I. dan ook al verschillende gesneuveld of gewond geraakt. Je vraagt je dan af waar of dat goed voor is. Je krijgt er dan ook geen hoogte van, vooral wanneer je de kranten leest. Je doet er niets tegen, nemen zoals het is.
Tebing Tinggi, 23 April 1949
Over een paar uur hebben we iets geweldigs! Dan krijg je de grote wedstrijd Nederland-Frankrijk. Die wedstrijd wordt straks om tien uur uitgezonden. Wij hier hebben er de hele week al over gesproken. Op het ogenblik wordt de stemming ervoor nogal verhoogd, want er zit hier op de kamer een jongen met een gitaar te spelen. Het ene cowboy-lied na het andere. Och, met zoiets vergeet je Holland gauw.
Vanmorgen waren hier een paar jeeps die op de trein gezet moesten worden voor reparatie. Ik ben toen ook achter het stuur gekropen, en daar gingen we heen met een rotgang. Tebing stond finaal op de kop want het ging met een rotgang. Alles stoof aan de kant, buitenaf ging het nog wat harder. 70 Mijl was niks. Zo had ik wel door willen rijden naar Palembang, hoewel dat ongeveer 300 km hier vandaan is.
Tjoeroep, 2 Juni 1949
Zoals je ziet ben ik weer ’s verhuisd. Wij liggen nu in bergachtige streken. Rondom bergen en niks dan bergen. Niettemin een pracht gezicht! Het is hier ook niet zo warm als in Tebing. Je kunt hier s’ nachts best twee dekens gebruiken, dat wil nog wel wat zeggen. In Tebing sliep ik wel nachten zonder deken.
Tjoeroep, 16 Augustus 1949
Vanmiddag ben ik terug gekomen uit Benkoelen. Het was de eerste keer dat ik daar kwam, maar ik kan je wel vertellen dat het een mooie plaats is. Het heeft er wel wat weg van een Hollandse stad, alleen mis je er de vrouwen. Gisterenmiddag heb ik de hele middag aan het strand gezeten, je moet weten dat Benkoelen een havenplaats is. Sinds twee jaar had ik geen zee meer gezien, maar nu kan ik er van genieten. Minstens drie uur heb ik op het strand gezeten en gelopen, met nog een paar jongens.
Vanmorgen zijn we weer vertrokken over berg en dal. Anders zie je hier onderweg niet, een en al rimboe. We zijn ook nog over de hoogste top van Zuid Sumatra gekomen, daar kon je nog geen tien meter voor je uit kijken, omdat we door de wolken gingen. Je kunt wel begrijpen dat dat een behoorlijke hoogte is.
Palembang, 2 Oktober 1949
Helaas ben ik geveld door de dysenterie. Dat is niet erg lollig, want ik moet met grote regelmaat naar de w.c. draven.
Donderdagavond ben ik naar de film geweest en gisteren naar het voetballen wezen kijken.
Ik hoorde dat er werd gezegd dat ik gauw thuis zou komen. Nu, eerst gaat de 7 December Divisie naar huis, pas daarna zijn wij aan de beurt.
December 1949
Dinsdag en woensdag moesten we binnen blijven i.v.m. de souvereiniteits overdracht. Deze is geheel rustig verlopen. In de stad hebben ze een beetje feest gevierd, hoewel wij daar niets van gezien hebben. De bevolking had de stad ook een beetje versierd, hoewel dat niet zoveel was. De T.N.I. troepen mochten hun kampen ook niet ui, dus dat was redelijk.
Als wij hier staan te liften, kunnen wij ook meeliften met onze vrienden, de T.N.I. Ja, ze zijn erg kameraadschappelijk, hoewel wij daar niets mee op hebben. Maar ja, wij zijn vanaf de 27ste December de gast van de Republiek Indonesia, dus wij hebben niets meer te zeggen. Ook de militairen schikken zich daar wel in, want als je je mond open doet en de legerleiding komt daar achter, nou, dan krijg je een drukker. Zodoende gedragen wij ons rustig, er zit toch niets anders op.
Tangerang, 22 Januari 1950
We zijn weer verhuisd zoals jullie kunnen zien. Ongeveer 30 km van Batavia zitten we nu. Nu heb ik dan groot nieuws, en wel dat we 5 Februari op de boot stappen, op een Frans schip, genaamd “Pasteur”. Dat bericht is gisteren officieel afgekomen.
Geweer enzo, heb ik van de week al ingeleverd, vandaag moeten wij een hoop kleding enz. inleveren. Onze koffer met eigendommen moeten wij a.s. woensdag inleveren. Dit is nog geheel onverwachts gekomen. We hadden eerst wel een vermoeden want er werd zoveel gepraat, je kon er geen touw aan vast knopen. Tot dat het uiteindelijk bij het appel werd voor gelezen. Alle jongens stonden als kleine kinderen in hun handen te klappen, dat is wel te begrijpen! We moesten uit de Berenlaan? weg omdat er een ander bataljon kwam te liggen. Toen wij hier in Tangerang kwamen, ging 3-14 R.I. hier vandaan, zo op de boot.
De Staf-Compagnie ligt hier in een gevangenis, ik lig hier met nog drie jongens in cel 2.
Tangerang, 30 Januari 1950
Ik kan het goed begrijpen dat jullie blij waren te vernemen, na de 25ste niet meer te schrijven. Jullie weten nu ook dat we 5 Februari op de boot gaan he? Er wordt nu gezegd dat de “Pasteur” de zesde pas vertrekt, maar dat mag hem niet hinderen!
Vanmorgen hadden wij ook weer inspectie. Over je hele lichaam onderzocht worden door de dokter. Ook kregen wij weer haarinspectie van de overste. Die kerel doet dat net, alsof hij moet eten. Dergelijke dingen vindt hij machtig! En maar brullen. Toch wordt hij door buitenstaanders,zoals officieren van andere bataljons, genoemd als een goede commandant. Dat moeten wij ook wel enigszins toegeven.
Deze week hebben wij verders niks te doen, behalve wat kleine dingen inleveren, zoals het ligmatje, cape en schoenen. Ja, wij houden niet veel over.
A/B S.S. “Pasteur” Rode zee, 15 Februari 1950
Gisteravond zijn wij uit Aden vertrokken en vrijdag komen wij vermoedelijk in Port Said aan. Het vertrek uit Priok ging nogal snel. Dinsdagmorgen 7 uur ging de boot van wal, onder begeleiding van het Nederlandse en Franse volkslied, dat gespeeld werd door een militair muziekkorps. Ja, dat was erg plechtig! Er was ook heel wat volk. De vrijdag daarop heeft de boot Colombo aangedaan om te bunkeren, wat hij ook in Port Said gaat doen. Daarna gaat hij ineens door naar Amsterdam.
Het is een geweldig groot schip, 226 meter lang! Hij vaart ook ontzettend hard, ongeveer 40 km per uur. Het eten hier aan boord is goed. Je kunt wel merken dat het Franse kost is, want verschillende gerechten doen ze altijd door elkaar. Geregeld aardappelen, maar ze smaken niet lekker want het zijn Beentjes.
Er zitten nu ruim 4000 mijl op. De bemanning bestaat uit ongeveer 600 man. Vanmorgen om half twaalf passeerden wij de “Waterman”, jammer genoeg ver weg.
Mooi om te lezen. Mijn vader, bote storm was ook kok in palembang. Ik heb hem niet gekend, want tijdens mijn zwangerschap is hij in 1962 gestorven. Kende iemand hem, heeft u foto’ ? Zouden voor mij veel betekenen.
Liesbeth storm
Een mooi verhaal met herkenning ! Ik was daar zelf ook en ook met de
Volendam gekomen ( misschien niet de zelfde reis ) Het enige verschil is
dat ik bij de Marine was in die tijd,en later over geplaatst ben naar
Soerabaja.
Gr Albert
Mooi om dit verslag te lezen en de foto’s er bij te bekijken; bijzonder voor mij omdat ik nooit eerder een ooggetuigenverslag van de politionele acties las. Op mijn weblog is de reis naar Indië te lezen die mijn vader in brieven aan zijn familie schreef, maar dat was in 1927. Ook een ooggetuigenverslag van de omstandigheden die tot zijn overlijden hebben geleid in 1942/43 is daar te lezen.
geweldig om telezen hoe mijn vader dit allemaal heeft beleeft.
zo uitgebreid en in zijn eigen spreektaal,heel erg herkenbaar.